Antwerpen wil in lijn met de rest van Vlaanderen alle openbare verlichting tegen 2030 100 procent met led verlicht hebben. Johan Kinoo van stad Antwerpen legt uit hoe het lichtplan uit 2012 daarvoor consequent wordt toegepast. In deze visie op openbare verlichting staat kwalitatief licht op mensenmaat met oog voor duurzaamheid en biodiversiteit voorop. Architecturale verlichting wordt volop ingezet om de publieke ruimte aantrekkelijk en sfeervol te maken.
Hoe Antwerpen verledding in haar lichtplan toepast

Foto's: Jochen Verghote, Lucid VOF
Lichtplan
In 2012 stelde Antwerpen een lichtplan met een hoog ambitieniveau op, om de publieke ruimte kwalitatief te verlichten. Het lichtplan omvatte zowel een visie, als een concrete uitwerking. “Sindsdien is de visie overeind gebleven, maar heeft in de uitwerking conventionele verlichting
steeds meer plaatsgemaakt voor ledverlichting. Centraal in die visie stonden drie verlichtingslagen: zachte, warme, lage basisverlichting voor woonwijken en verblijfsplaatsen, sterkere, koelere, hogere verlichting voor verbindende assen en een sfeerlaag voor de verticale component van de ruimte. De drie lagen staan niet op zich, maar versterken elkaar. Daarnaast is er aandacht voor een uniform, herkenbaar beeld.”
In 2020 besloot de Stad Antwerpen te kiezen voor 100 procent ledverlichting in 2030. “Dat was in de eerste plaats om energie en CO2 te besparen. Ook al neemt de stad alleen maar herbruikbare energie af, is het toch belangrijk om spaarzaam om te gaan met energie. De beslissing om te verledden zien we als mogelijkheid om de visie uit het lichtplan stadsbreed uit te rollen. Het gebruik van het openbaar domein is sinds de plaatsing van de oude lampen sterk gewijzigd. Daarom kijken we kritisch naar de inplanting van de lichtbronnen en naar waar welke lichtbron wordt geplaatst.” Wijk voor wijk
Antwerpen kiest ervoor om het wijk voor wijk of as voor as aan te pakken. “De wijken met de meest energieverslindende lichtbronnen komen het eerst aan de beurt. Deze wijkgebonden aanpak heeft als voordeel dat je met 500 lichtpunten een bepaalde body hebt en dat je voor een hele wijk een uniform beeld kunt creëren. Toch laat deze schaalgrootte nog toe om te overleggen met buurtregisseurs, projectleiders en politie, waardoor je maatwerk voor lokale aandachtspunten kunt leveren.”
Circulariteit is daarbij lastig: “Antwerpen kiest meestal voor nieuwe beugels, palen en toestellen. Dat doen we omdat we de toestellen die we voor 30 jaar plaatsen graag slim willen hebben, inclusief communicatiemodule met 4G-kaartje. Dat kan in veel oude toestellen niet op een esthetische wijze, waardoor retrofit geen optie is. Daarnaast is de beschikbaarheid van reservecomponenten en het onderhoud ervan vaak moeilijk. We doen het wel bij historische toestellen omdat retrofit daar echt een meerwaarde heeft en deel uitmaakt van het beschermde erfgoed. Dat betekent overigens wel dat de energiebesparing een stuk lager is.”
Biodiversiteit
In parken en speeltuintjes speelt Antwerpen in op een ander duurzaamheidsaspect, biodiversiteit. “In het lichtplan staat dat de natuur maximale kansen moet krijgen. Daarom voorzien we slechts één functionele doorgaande route van verlichting en proberen we de rest donker te houden. Daarbij variëren we ook in onder meer hoogte en afscherming en in doof- en dimregime. Heel lokaal kan ook in een aangepast kleurenspectrum voorzien worden.”
Kinoo merkte de afgelopen jaren bij de uitvoering dat bewoners vaak wat tijd nodig hadden om aan het nieuwe lichtbeeld te wennen. “Mensen zijn gewend om naar buiten te gaan in een wolk van licht, waarbij gevels baden in geeloranje licht. Dat licht is echter niet functioneel en geeft klachten over inschijnen. Bij ledverlichting daarentegen heb je hard afgelijnde lichtbundels die het straatvlak kwalitatief verlichten, maar alles rondom een stuk minder. Wij gaan bij meldingen van bewoners meestal ter plaatse, kijken of de ledverlichting aan de normen voldoet en passen het soms ook wel op punten aan. Meestal minderen de meldingen na wat gewenning.”
Communicatiemodule
De communicatiemodule waarmee de nieuwe toestellen zijn uitgerust, heeft volgens Kinoo grote voordelen: “Je kunt ermee dimmen en sturen, waardoor je flexibeler kunt omgaan met brandregimes. Zo kun je sneller en dieper dimmen. Bovendien kan het brandregime van afstand worden aangepast via een computer. Een tweede voordeel is dat het systeem automatisch een defect meldt, vaak inclusief de aard van het defect. Daardoor wordt het beheer sneller en efficiënter.”
Antwerpen koos destijds bij het lichtplan bewust niet voor kleuren, maar voor verschillende tinten wit. “Wit is tijdloos en heeft een chique, kwalitatieve en rustige uitstraling. Kleur komt vaak onrustig over. Wel zetten we tunable white in bij de architecturale verlichting van museum Het Steen om de bouwlagen uit verschillende periodes aan te duiden.”
De energiecrisis van enkele jaren geleden leidde tot een bijstelling van het beleid, vertelt Kinoo. “Omdat de kosten fors toenamen, hebben we een doofplan ingevoerd. Daarbij hebben we met politie en buurtregisseurs eerst alle strategische zones – onder meer verkeersassen, zones met 24-uurseconomie, zones met overlast en camera’s – aangeduid. Die verlichten we altijd. De andere zones – vaak woonwijken en buitengebieden – doven we tussen één en vijf uur ’s nachts. Daarbij letten we er wel op dat die laatste zones altijd binnen een paar honderd meter van een verlichte as liggen.”
Tussenstand
Begin 2025 is 45 procent van de zestigduizend lichtpunten verled. “We begonnen iets trager, maar zitten nu op een tempo van zes- tot negenduizend lichtpunten per jaar. Daarbij is de energiebesparing in de wijken die al verled zijn tussen de 50 en de 70 procent. Precieze aantallen over het geheel zijn lastig. Ten eerste omdat het doofplan is ingevoerd en ten tweede omdat er door nieuwe stadsontwikkelingen ook ruim vijfduizend nieuwe lichtpunten zijn bijgekomen.”
Dit artikel is verschenen in Straatbeeld 2/2025. Lees meer van Straatbeeld in onze digitale bibliotheek.