Integraal werken aan toegankelijkheid van de openbare ruimte

dinsdag 5 april 2016
timer 8 min
Ruimte en Licht publiceert een serie interviews met disciplines die wat verder af staan van openbare verlichting maar die graag meedoen aan kennisdeling op het gebied van openbare verlichting om hun doelgroepen optimaal te kunnen bedienen. Het eerste artikel in deze serie is een interview met Els Smith- de Keijzer, van Koninklijke Visio, het expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen. Els Smith is lid van het netwerk Licht & Omgeving van de Stichting OVLNL.

“Ontwerpers beseffen nog onvoldoende wat de invloed is van licht, kleur- en contrastgebruik, routing en dergelijke, en hoe je door goed gebruik hiervan de kwaliteit van de openbare ruimtes en gebouwen juist kunt versterken. Door die media goed te gebruiken ontstaan ruimtes waar mensen beter functioneren en zich prettiger voelen.” Dat zegt Els Smith- de Keijzer, van Koninklijke Visio, over toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimte voor mensen met een visuele beperking.


Over het waarom van die veronachtzaming door (licht)ontwerpers, zegt Smith-de Keijzer: “Er bestaat de angst dat een gebouw wat toegankelijk is voor mensen met een visuele beperking, afbreuk doet aan de uitgangspunten van bijvoorbeeld de architect. Alsof de belangen van beide partijen niet verenigbaar zouden zijn. Daarnaast moeten ontwerpers rekening houden met al heel veel regels en normen. Men zit eenvoudigweg niet te wachten op nog meer regels. Maar daarmee gaat men wel voorbij aan de wensen van een steeds grotere groep Nederlanders. In Nederland wonen ongeveer 350.000 slechtziende of blinde mensen. Dat is 2% van de bevolking. Dat percentage ligt vele malen hoger als je het toenemend aantal ouderen met visuele problemen erbij optelt.”


Daarom pleit Smith- de Keijzer voor inbreng van expertise vanuit haar werkveld, en dat al in een vroeg stadium: “Het is belangrijk dat wij al in het begin van een project aan kunnen schuiven, en nog voor het VO en DO mee kunnen praten over het ontwerp van openbare ruimtes en gebouwen. In onze belevingsruimten kunnen we ontwerpers laten zien wat verschillende maatregelen – ook als het gaat om verlichting en kleurgebruik - betekenen voor gebruikers van gebouwen en buitenruimten. Wanneer je vroeg in het proces betrokken bent, zijn de uitgangspunten vaak te integreren in het ontwerp. De ideeën van de architect, het doel en de gebruikers van het gebouw of van de openbare ruimte kunnen dan gematched in het advies.”
 

Gebrek aan contrast

Smith- de Keijzer werkt bij Visio, standplaats Breda. En juist in die stad is het nieuwe stationsgebouw (ontwerp van spoorbouwmeester Koen van Velzen) een mooi voorbeeld van wat de gevolgen kunnen zijn als je toegankelijkheid veronachtzaamt. “In het gebouw is in de vloerafwerking bijvoorbeeld heel veel grijs marmer verwerkt. Ook in de trapopgangen in de centrale hal. Het gebrek aan contrast geeft geen optimale zichtbaarheid en dat bemoeilijkt de toegankelijkheid, temeer daar de treden ook qua afmetingen nogal variëren. Het gevolg is dat er heel veel mensen zijn gestruikeld. Je mist snel een tree. Er zijn inmiddels noodverbanden aangelegd in de vorm van rood-witte tape. Dat is een tijdelijke oplossing, een permanente zal ingrijpender zijn en geld gaan kosten. En dat is te voorkomen door veel vroeger met elkaar kennis te gaan delen.”
 

Ratificatie van het VN-verdrag

De aandacht voor toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten heeft een boost gekregen door de recente ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap. Toegankelijkheid is één van de vier grondslagen in dat verdrag. Nederland heeft als een van de laatste landen de handtekening gezet onder dat verdrag. Dat gebeurde 21 januari jl. Smith-de Keijzer is enthousiast. “Iedere gemeente, iedere gebouweigenaar heeft nu een wettelijke plicht om de openbare ruimte en gebouwen toegankelijk te maken voor mensen met een (visuele) handicap. Je kunt er niet meer omheen. Dat verdrag dwingt partijen toegankelijkheid op de agenda te zetten -  in het ontwerp moet het een plaats krijgen.”

 

Het verdrag kan Visio veel werk bezorgen. “Ontwerpers, eigenaren of beheerders van een openbare ruimte krabben zich achter de oren. Hoe maken we gebouwen en ruimtes toegankelijk voor mensen met een (visuele) beperking? Dat doe je dus niet alleen, dat doe je samen. Daarom zijn wij ook mee gaan doen aan het netwerk Licht & Omgeving. Slechtziende en blinde mensen –maar ook heel veel ouderen - hebben immers baat goede verlichting en doordacht kleurgebruik.” Dat laatste raakte bij Filip van der Heijden, initiatiefnemer van het netwerk Licht & Omgeving, van de Stichting OVLNL, een snaar. Tijdens het eerste overleg van dit netwerk op 28 januari in ’s Hertogenbosch, zei hij:  “De vergrijzing is wel een van de belangrijke drijfveren om naar het nachtbeeld van de openbare ruimte te kijken.  Naar mate mensen ouder worden, hebben ze meer licht nodig om te kunnen zien. Mensen met een visuele beperking hebben echter niet zo zeer behoefte aan meer licht, maar wel aan een leesbare openbare ruimte, waarin zij hun weg kunnen vinden, niet struikelen, en niet verblind raken. En het mooie is dat als we het goed doen voor mensen met een visuele beperking, het voor de mensen met goed zicht ineens ook een veel aangenamere omgeving wordt.”
 

Wat is goede verlichting?

In Nederland hebben we voor de toegankelijkheid van de openbare ruimte en gebouwen voor slechtzienden en blinde mensen geen over-all regelgeving, zegt Els Smith. “Je hebt het Handboek Toegankelijkheid. Maar daar staat  weinig in over verlichting. Wel zijn er normen voor de verlichtingssterkte. NEN-norm 12464-1 geeft aan wat de aanbevolen (minimale) verlichtingssterktes zijn voor verschillende ruimtes en bij verschillende taken. Maar die aanbevelingen zijn gebaseerd op jonge volwassenen (23 jaar) zonder visuele beperking. Terwijl voor mensen met een visuele beperking en voor ouderen vaak een andere verlichtingssterkte nodig is, en dat geldt zeker voor en dat geldt zeker voor publieksruimtes waar de doorstroom hoog is, zoals een stationsgebied. . Daar zou je een hogere verlichtingssterkte moeten gebruiken.” Goede verlichting is echter meer dan het meten van verlichtingssterkte, zegt Smith. “de verlichtingsopbrengst is afhankelijk van veel variabelen. Zo’n variabele is bijvoorbeeld de verdeling van licht in de ruimte. Een egaal verlichte ruimte (egaliteit > 0,3) komt voor mensen zonder visuele beperking vaak over als ongezellig en saai. Maar voor visueel beperkten is het vaak heel plezierig. Je hebt te maken met helderheidsverhoudingen. De verhoudingen tussen de helderheden in een ruimte dienen niet te veel uit elkaar te lopen. Belangrijke variabelen zijn ook kleurgebruik en eigenschappen van oppervlakken. Lichte kleuren (en gladde voorwerpen) weerkaatsen veel licht en dragen bij aan het verlichten van een ruimte, verblinding moet echter weer voorkomen worden! Keuze en plaatsing van armaturen zijn ook van belang. Goede afscherming van het directe licht uit een armatuur is essentieel om verblinding te voorkomen.” Maar dan ben je er nog niet, vervolgt Smith-de Keijzer: “Om niet te botsen of te struikelen dienen obstakels en oneffenheden tijdig opgemerkt te worden. Je moet je kunnen oriënteren in de ruimte, welke richting je moet lopen. Je moet kunnen herkennen wat een veilige looproute is.” Licht kan daarbij helpen, maar dan wel in combinatie met andere maatregelen. Smith-de Keijzer: “Slechtziende en blinde mensen hebben vaak baat bij gids- en geleidelijnen in een ontwerp. Een gidslijn is een bestaand element dat gebruikt kan worden om een route te vervolgen (bijvoorbeeld een muur). Een geleidelijn is een kunstmatig aangebracht element (veelal een looplijn met ribbeltegels) waardoor een visueel beperkt persoon veilig zijn route kan vervolgen. Dit geldt zowel voor binnen- als buitenruimte. Meestal gaat de voorkeur uit naar het gebruik van natuurlijke gidslijnen en maakt men slechts beperkt gebruik van geleidelijnen. Een natuurlijke gidslijn bestaat uit elementen die niet speciaal zijn bedoeld voor slechtziende en blinde mensen, maar wel kunnen dienen als routegeleiding. Voorbeelden zijn: trottoirband, gevellijn, grasrand, heg, muurtje, hekje, afwateringsgoot, maar ook tactiel contrast (textuurverschil) en helderheidcontrast in bestrating. En dat alles moet je in samenhang zien met het licht in de openbare ruimte. Het is een geheel van maatregelen die je in een integraal team van disciplines af moet stemmen. Neem bijvoorbeeld de bewegwijzering. Dat kun je niet alleen vanuit de regelgeving of techniek bepalen. Alleen al dat onderdeel van de openbare ruimte roept tal van vragen op waar je het samen over eens moet worden. Staat de bewegwijzering op de goede plek? Zijn de letters goed leesbaar? Worden de borden ’s avonds aangelicht? Zijn het geen obstakels in de looproute? Heb je samen het antwoord gevonden op dit soort vragen dan ontstaat een ruimte waar mensen zich prettig voelen en waar ze optimaal kunnen functioneren, en dan niet alleen mensen met een visuele beperking maar echt iedereen.”