Aanleg OR moet flexibeler

donderdag 22 april 2010
timer 2 min
Aanleg openbare ruimte moet flexibeler Bij de aanleg van openbare ruimte moeten opdrachtgevers en -nemers vaker samen optrekken. Sommige plannen moeten wijzigen met de functionaliteit, anderen moeten worden vastgetimmerd. Dit stellen de gemeentelijke ontwerpers van openbare ruimte Frank van der Zanden (Utrecht) en Rob van der Ham (Den Haag).
Aanleg OR moet flexibeler

Durf te beslissen


Volgens de twee ontwerpers gebeurt het nog te vaak dat straten, pleinen en parken verslonzen of weer ingrijpend worden aangepast omdat niet wordt overlegd. Bij de aanleg is flexibiliteit in de openbare ruimte belangrijk omdat de functies steeds veranderen, maar gemeenten moeten ook de durf hebben bepaalde onderdelen in de plannen vast te timmeren. Van der Ham: \"De gemiddelde omlooptijd van een boom in de gemeente Den Haag is vijftien jaar. Terwijl een boom pas na zo'n vijftig jaar echt een belangrijk onderdeel van de openbare ruimte wordt.

Meer overleg


Volgens opdrachtgevers komt het nog te vaak voor dat de openbare ruimte een rommeltje wordt doordat er te weinig wordt overlegd door de juiste mensen. Van der Zanden: \"Eigenlijk moeten beide partijen regelmatig om zich heen kijken: is mijn team wel compleet? Zitten de juiste mensen in de juiste fase wel op hun plek? Een goede oplossing zou zijn om bij het ontwerpen van de openbare ruimte meteen vanaf het begin een werksessie tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers te plannen. Dat kan resulteren in een half A4'tje met de uitgangspunten voor het ontwerp.\"


Betrokken opdrachtgever


Een goed plan, vindt ook Wienke Bodewes, Amvest-directeur en voorzitter van het Platform Openbare Ruimte. \"Een opdrachtgever moet meer betrokken zijn. Soms willen ze spectaculaire plannen die onuitvoerbaar zijn. Bijvoorbeeld een bomensoort die op de bedachte plek binnen tien jaar dood is. Opdrachtgevers moeten weten waar ze het over hebben en openstaan voor de inbreng van opdrachtnemers. Dan zijn dat soort vergissingen te voorkomen.\"

Bron: Cobouw