Naar voren struikelen. Zo omschrijft Hans van Bakel van de gemeente Amsterdam zijn stappen om het areaal van 120.000 lichtmasten klaar te maken voor de circulaire economie. Het is wat je vaker hoort bij circulaire aanpakkers: er is geen kant-en-klaar format, je moet gewoon beginnen en het ondervinden. “Nieuwe inzichten opdoen, piketpaaltjes slaan en zo naar boven klauteren”. Van Bakel neemt ons mee in de Amsterdamse route.
Piketpaaltjes slaan op weg naar circulaire lichtmasten in Amsterdam

oude mast wordt ontdaan van ongewenste verflagen ter voorbereiding van het reconditioneren
Circulaire methodiek
‘Duurzaam, tenzij’, we schreven al eerder over dit motto van de gemeente Amsterdam, waarbij er vanuit wordt gegaan dat duurzame keuzes de standaard zijn. Het klinkt als muziek in de oren van Hans van Bakel, senior adviseur onderhoudsstrategie openbare verlichting bij de gemeente. Bij hem is - naast deze bestuursopdracht - intrinsieke motivatie een tweede aanjager om de openbare verlichting in de hoofdstad te verduurzamen.
Van Bakel stapte in 2019 over naar de gemeente, na eerder in de openbare verlichting actief te zijn geweest voor een aannemer en bij een adviesbureau. “Daar werd ik al gegrepen door het duurzaamheidsvirus. Circulair vind ik daarbij een mooie gedachte, ook vanwege het feit dat de overheid circulair moet worden. Ik snap het circulaire principe en zie het financiële voordeel ook. Op een gegeven moment zijn de grondstoffen op en dan heeft het enorme financiële consequenties. Daar kun je beter nu al op voorsorteren en een methodiek ontwikkelen die meer kostenbewust is.”
Zijn opdracht bij binnenkomst luidde om het langjarige onderhoud van de openbare verlichting in kaart te brengen; de cycli en de maatregelen, via risico gestuurd beheer en -assetmanagement. In die tijd lag rond het verduurzamen van de openbare verlichting de focus op het verledden en de armaturen, niet bij de lichtmasten. “In mijn eerste jaren hier heb ik niets aan mastenvervanging gedaan en in de jaren ervoor gebeurde dat ook niet. Wat moet je ook doen als er nooit iets kapot gaat?”
Levensduur bepalen
De centrale vraag bij de masten was dan ook: wat is de levensduur van een lichtmast en op welk moment moet ik ingrijpen? Het is lastig te definiëren, vindt Van Bakel, want heb je het over de economische levensduur? Of de technische? Hij gaat zelf uit van de ‘reconditioneringslevensduur’, de periode dat je telkens de mast gaat opknappen tot dat echt niet meer kan.
Controle van de laagdikte van de coating
“Voorheen vervingen gemeenten vaak na ongeveer veertig jaar de palen door nieuwe. Die gingen terug naar de aannemer, die daar waarschijnlijk financieel wijzer van werd. Maar er is geen regel die vaststelt of een mast na veertig jaar op is. Dat moet je zelf doen. Er zijn wel bedrijven die een financiële garantie afgeven dat een mast na die periode weer zeven jaar meegaat, maar dat is meer een verzekeringsverhaal. Dus ik moet voor mezelf uitzoeken op welke leeftijd ik masten ga reconditioneren. Na veertig jaar is voor mijn gevoel te vroeg en zestig te laat, dus ik ga ertussenin zitten. Dan pak je een range en ga je daarin projecten doen. Als die masten dan na het reconditioneren nog eens veertig jaar mee kunnen, sla je een flinke slag.”
Marktconsultaties
Hoe, dat hoeft Van Bakel niet alleen te verzinnen. Om kennis op te doen over het opknappen organiseerde Amsterdam vorig jaar marktconsultaties. “In die marktconsultaties wilden we facetten van het reconditioneren en de dingen eromheen -zoals transport, meedenken, batchgroottes, financieel voordeel en financiële risico’s - in beeld krijgen. Dat deden we via een vragenlijst en diepteinterviews. Maar het is erg lastig om op basis van een marktconsultatie die antwoorden te krijgen waarmee je alles kunt oplossen. De markt zoekt ook. Mastenleveranciers, schildersbedrijven, ze zeggen allemaal dat ze het kunnen, maar allemaal op een andere manier. En welke de beste is, is nog onduidelijk.”
Dus dat gaat we uitvinden, zegt Van Bakel. “Het is een beetje naar voren struikelen en telkens weer een nieuw inzicht en een nieuw piketpaaltje te slaan. Omhoog klauteren naar de top. En dat doen we nog steeds, samen met Wim Kreike van ons ingenieursbureau.”
Opknappen in pilots
Reconditioneren, de term viel al: masten weghalen, keuren, opknappen en terugplaatsen. Het is zijn antwoord van Van Bakel op de Amsterdamse visie om geen nieuwe spullen te kopen, tenzij het echt nodig is. Om dit vorm te geven tuigt Van Bakel pilots op. Hij volgt daarbij twee sporen, die van de twee materialen die in een verhouding van ongeveer fifty-fifty het Amsterdamse areaal van 120.000 lichtmasten bepalen: staal en gietijzer.
Hij legt uit: “Amsterdam is opgedeeld in verschillende gebieden, qua inrichting van de openbare ruimte, qua ouderdom et cetera. Via de Puccini-methode - de Amsterdamse traditie en cultuur bij de inrichting van de openbare ruimte (red.) - wordt die inrichting per gebied gedefinieerd: dus ook het straatmeubilair, straatstenen en lichtmasten.“
“De gietijzeren masten zijn de masten bij de grachten in het centrum, de Apollo-masten in de Amsterdamse Ring, uit 1900-1930 en de paaltopmasten. Verder hebben we functionele stalen masten en heel beperkt aluminiummasten”. Over de mogelijkheden van staal is hij enthousiast: “Staal is goed recyclebaar, gaat lang mee, is robuust en makkelijker te reconditioneren”.
Voor die stalen masten draait hij nu als eerste pilots. “Het doel van zo’n pilot is het maken van goede afspraken met een leverancier. Wij moeten weten welke kwaliteit we terugsturen en wat er dan mee moet gebeuren. Ik wil toe naar een ‘lean-and-mean’-werkpakket, waarbij de mast precies goed genoeg is om weer een nieuwe periode mee te gaan. Die eerste pilot onderzoekt daarom wat opknappen inhoudt en uit welke stappen dat bestaat: dit zijn de MKI-voordelen, dit is de CO2-reductie en de energiebesparing. En welke stappen je doorloopt, de do’s en de don’ts.”
Goede afspraken zijn nodig, blijkt uit die eerste pilot. Van de twaalf masten in dat project waren er enkele nog vrij goed, andere minder, sommige slecht en drie moesten er afvloeien. “Dan moet je niet alle palen eenzelfde coatingbehandeling geven bijvoorbeeld, maar toe naar een regime van afspraken hoe je dit aanpakt.” In een tweede stap schaalt hij de pilot op naar twee keer vijfentwintig stalen masten om te kijken hoe de gemeente en de leverancier het beste over reconditioneren kunnen communiceren.
Aanbesteding
Hij werkt nu toe naar een aanbesteding voor het reconditioneren van 6.000 functionele stalen masten. Volgens de trein-methode, zoals Van Bakel het omschrijft. “Een gebiedsgewijze aanpak, in gebieden met dezelfde masten van dezelfde leeftijd. We halen in de ene straat de masten uit de grond en zetten meteen al geteste en opgeknapte exemplaren terug. Dus het licht blijft wel branden, maar de mast komt met een doorlooptijd van circa vier weken op een andere plek in het gebied terug.”
Een suggestie om meters te maken door juist wel nieuwe masten aan te schaffen en die dusdanig te specificeren dat ze voldoen aan levensduurcriterium van 100 jaar, wees hij van de hand. “We hebben een areaal van 120.000 masten, dus dan gaat mijn voetafdruk omhoog in plaats van omlaag. Het meest CO2- belastende deel van de mast is het moment dat gesmolten staal uit een oven komt, dat kost heel veel energie. Als je dat aspect kunt vermijden, heb je nog wel steeds transport en het toevoegen van beschermingslagen, maar dat is maar een kwart van het smeltproces. Dat proces is niet zo snel te veranderen.”
Bij een aanbesteding van toch benodigde nieuwe masten heeft Van Bakel in het Programma Van Eisen opgenomen dat de leverancier kijkt naar de mogelijkheden van staalproductie op basis van hernieuwbare energie, in plaats van kolen. “Zo dwing je de leverancier na te denken over die mogelijkheden en het levert mij informatie op. En bovendien toon ik de wil van Amsterdam aan, dat vind ik belangrijk. Dus ik wil dan twee rapportages, een MKI- rapportage en eentje op basis van hernieuwbare energie. Zodat we samen met de leverancier kunnen sparren over de duurzaamheidsmogelijkheden binnen het produceren van staal.“
Tegelijkertijd is een eerste pilot met de gietijzeren masten in voorbereiding, die volgend jaar met 250 Apollomasten gaat lopen. “Het is antiek, cultureel erfgoed. Die masten staan er vaak als sinds 1920, maar die hebben geen oneindige levensduur, die moet je ook onderhouden. Gietijzer is anders dan staal, wat betreft kosten, levensduur, transport en wat je moet doen om ze weer netjes te maken.”
Masten die teruggekomen zijn uit het veld liggen klaar om op transport te gaan
Gereconditioneerde masten zijn teruggekomen uit de fabriek en kunnen worden gebruikt voor herinzet in Amsterdam
Leerpunten
Na twee pilots, marktconsultaties en een lopende aanbesteding noemt Van Bakel desgevraagd zijn twee belangrijkste leerpunten. De eerste kwam al aan bod, het komen tot afspraken over wat te doen met masten van verschillende kwaliteit. Maar de focus moet wat hem betreft daarbij op wat er ondergronds zit. “De pijn zit hem in de grondstukken. Daar moeten de afspraken voor komen. Dat stuk moet zo gespecificeerd worden dat het zodanig wordt ingepakt dat het weer jaren meekan. Onder de grond zit het grootste risico.”
Zo proberen Van Bakel en zijn collega’s met het reconditioneren van lichtmasten een volgende bijdrage te leveren aan het de verduurzamingsambities van Amsterdam. Eerder startte de gemeente al met het vervangen van conventionele lichtbronnen door ledlampen, waarbij de armaturen niet werden vervangen, maar ‘geretrofit’: zo aangepast dat er ook ledlampen in kunnen. Inmiddels is 93 procent van de verlichting ‘verled’, wat ook weer ruimte biedt voor andere duurzame maatregelen.
“Amsterdam is zich heel bewust van de wereld waarin we leven. In onze beleidsbloem van de buitenruimte staan allemaal verschillende waardes die een rol spelen, van biodiversiteit tot energieneutraal en circulair. En aan natuurwaardes kunnen wij ook een bijdrage leveren, bijvoorbeeld via kleur en lichtuitstoot. Uiteindelijk is minder licht beter dan meer licht, die gedachte was twintig jaar geleden nog wel anders. Bewustwording en begrip ervoor wordt steeds beter. Communicatie is daarover wel belangrijk en de techniek is steeds meer beschikbaar om het op maat te faciliteren.”
Dit artikel is verschenen in Straatbeeld 2/2025. Lees deze editie gratis in onze digitale bibliotheek.
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
FURNS: jouw partner in maatwerk en advies
1 mei om 09:53 uurBij FURNS geloven we in de kracht van duurzaamheid. De transitie naar een circulaire economie is in volle gang…
GWW-programma Building Balance en CO2-monitor in de prijzen
6 jun om 16:31 uurHet GWW-programma van Building Balance en CO2-monitor Nederland hebben bij de WOW-dag op 6 juni de WOW-prijs…
Het onderschatte potentieel van schoolpleinen
5 jun om 08:00 uurSchoolpleinen worden vaak alleen gebruikt voor spelende kinderen, maar ze bieden veel meer mogelijkheden. Ze…
Innovatieve verkeersmonitoring met Zebra-Safe
3 jun om 08:00 uurTraffic Care, al zestien jaar actief in het verbeteren van verkeersveiligheid, zet met hun Zebra-Safe…
Circulair bouwen in praktijk bij brugvervanging in Gelderland
23 mei om 09:02 uurDe provincie Gelderland maakt werk van circulaire vervanging van bruggen. In Doornenburg is onlangs een fiets-…
Twee nieuwe bruggen: ook Dongen kiest voor geopolymeerbeton
21 mei om 08:32 uurHet aantal opdrachtgevers dat geopolymeerbeton toepast, stijgt en stijgt. Zelfs in een relatief kleine gemeente…
Samen sterk voor duurzame buitenruimte
20 mei om 13:36 uurGroundLevel en MeierGuss slaan de handen ineen: vanaf nu is GroundLevel de officiële distributeur van de…
Slimme ingreep in Bergen aan Zee: fietspad verlegd naar hoger duin
15 mei om 13:03 uurNa aanhoudende wateroverlast in het duingebied bij Bergen aan Zee stond een belangrijk fietspad langdurig onder…